ranking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ran·king
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van ranken

enkelvoud meervoud
naamwoord ranking rankings
verkleinwoord rankinkje rankinkjes

Zelfstandig naamwoord

de rankingm

  1. (media) de plaats in een rangorde
    • De ranking van dit ziekenhuis is in verschillende lijstjes van verschillende kranten heel anders. 
  2. (sport) klassement
    • In sporten als honkbal en basketbal worden in Amerika heel veel verschillende rankings bijgehouden. 
Synoniemen
  1. rangplaats, positionering

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be