publiciteit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: publiciteit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pu·bli·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | publiciteit | - |
verkleinwoord | publiciteitje | publiciteitjes |
Zelfstandig naamwoord
- door publieke media aan een zaak geschonken aandacht
- Er ontstond enorm veel publiciteit over deze zaak.
- ▸ Gerard Sanderinks ict-bedrijf Centric wankelt onder de aanhoudende stroom van slechte publiciteit. Die opmerkelijke bekentenis deed bestuursvoorzitter Louis Luijten maandagmorgen in de rechtszaal in Almelo.[2]
- openbaarheid, bekendheid
- reclame
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- publiciteitsdrift, publiciteitsgeil, publiciteitskanaal, publiciteitskost, publiciteitsmachine, publiciteitsman, publiciteitsorgaan, publiciteitsstunt, publiciteitsvrouw
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord publiciteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "publiciteit" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “Na elk krantenartikel lijdt Gerard Sanderinks Centric verlies: ‘We worden afgeschilderd als domme mensen’” (26-04-2022), Tubantia
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be