pasgehuwde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pasgehuwde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pas·ge·huw·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pasgehuwde | pasgehuwden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die pas getrouwd is
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Bijvoeglijk naamwoord
pasgehuwde
- verbogen vorm van de stellende trap van pasgehuwd
Gangbaarheid
- Het woord pasgehuwde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.