overvloed
Uiterlijk
- over·vloed
- samenstelling van over en vloed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overvloed | overvloeden |
verkleinwoord |
de overvloed m
- (economie) het voorhanden zijn van meer dan voldoende van iets
- ▸ Dat had de bodem gelegd voor de welstand, om niet te zeggen overvloed, van de voltallige familie voor de nabije toekomst.[1]
- Er was een overvloed van aardbeien dat jaar.
- ▸ Dat had de bodem gelegd voor de welstand, om niet te zeggen overvloed, van de voltallige familie voor de nabije toekomst.[1]
1.
- Het woord overvloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overvloed" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be