abondance

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abon·dan·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans: overvloed
enkelvoud meervoud
naamwoord abondance abondances
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

abondance v/m

  1. koeienras
  2. Franse kaas
  3. bod bij het kaarten (wiezen)

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be