opzinken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zin·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzinken
zonk op
opgezonken
klasse 3 volledig

Werkwoord

opzinken

  1. overgankelijk maken van een (afsluit)dam door het boven op elkaar afzinken van zinkstukken
     De onderste zinkstukken hadden een breedte van 10 m, de bovenste van 5 m. Het opzinken had aan de binnenzijde plaats tot 1,10 m — N.A.P. en aan de buitenzijde tot 1,30 m — N.A.P.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 23-12-2021 Weblink bron
    A.G. Verhoeven
    Het ontstaan en de inpoldering van den Zuidhollandschen Biesbosch (7 december 1929) in: De Ingenieur op Wikipedia, nr. 49, KIvI, blz. B295