ophaler
Uiterlijk
- op·ha·ler
- Naamwoord van handeling van ophalen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ophaler | ophalers |
verkleinwoord |
- (beroep) iemand die iets bij iemand wegneemt om het ergens anders naartoe te brengen
- Gebruikte bakolie wordt steeds vaker en op steeds grotere schaal gestolen uit horecagelegenheden in New York. De olie vormt een belangrijk bestanddeel van biodiesel, een duurzame energiebron. De bakolie verdwijnt tot woede van restauranthouders en legale ophalers steeds sneller uit de opslagtanks, berichtte maandag de New York Post. [3]
- De sluiting van een te volle stortplaats leidde tot deze ’vuilniscrisis’. Buurtbewoners hadden genoeg van de troep en blokkeerden de toegang daar. De ophalers legden hun werk neer. Het was de bedoeling van autoriteiten om de afval naar Rusland te sturen. Dat ging niet door. Nu komen er twee stortplaatsen bij, net buiten de stad. [4]
- iemand die een reiziger naar huis brengt na het voltooien van een reis
- Door alle stress zou je het zomaar kunnen vergeten, maar vergeet achterblijvers en ophalers niet door te geven dat je later landt danwel aankomt. [5]
- Het woord ophaler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ophaler" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ ophaler op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 25 mrt. 2013 'Biodieven stelen steeds meer bakolie'
- ↑ De Telegraaf 19 mrt. 2016 ’Gewoon’ een straat in Jdeideh, Libanon
- ↑ De Telegraaf 22 mei 2015 Help, vertraging. Wat nu?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be