Naar inhoud springen

onthalen

Uit WikiWoordenboek
  • ont·ha·len
  • In de betekenis van ‘trakteren’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Afgeleid van halen met het voorvoegsel ont-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onthalen
onthaalde
onthaald
zwak -d volledig

onthalen

  1. overgankelijk iemand gastvrij verwelkomen
     Burgemeester Ron König zegt "buitengewoon trots" te zijn op het team. "Go Ahead Eagles heeft echt voetbal laten zien zoals het hoort te zijn", vindt hij. "Heel Deventer is uitzinnig van blijdschap en terecht! We gaan woensdag het elftal groots onthalen en huldigen."[2]

deonthalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord onthaal
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]