Naar inhoud springen

onsamenhangend

Uit WikiWoordenboek
  • on·sa·men·han·gend
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onsamenhangendonsamenhangenderonsamenhangendst
verbogen onsamenhangendeonsamenhangendereonsamenhangendste
partitief onsamenhangendsonsamenhangenders-

onsamenhangend

  1. geen samenhangend geheel vormen
    • Dit zijn volledig onsamenhangend samenvattingen. 
     Hoewel alles wat ik zag hier al eeuwen stond, maakte het een breekbare indruk op mij, als een mirage gebouwd op zee die bij de geringste rimpeling van het water gefragmenteerd zou raken tot onsamenhangende herinneringen op miljoenen foto's.[1]

onsamenhangend

  1. op een niet samenhangende manier
    • Hij sprak nogal onsamenhangend. 
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be