samenhangend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·han·gend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: samenhangen
verbogen vorm: samenhangende

samenhangend

  1. onvoltooid deelwoord van samenhangen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen samenhangend samenhangender samenhangendst
verbogen samenhangende samenhangendere samenhangendste
partitief samenhangends samenhangenders -

Bijvoeglijk naamwoord

samenhangend

  1. verband houdend (met iets dat genoemd wordt)
  2. een hecht geheel vormend
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be