onrust
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·rust
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onrust | onrusten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- het verstoord zijn van de maatschappelijke of sociale orde, verstoord zijn van de rust in een bepaalde groep mensen
- Een aantal incidenten zorgde voor onrust in de wijk.
- In de partij is onrust ontstaan over het voorstel.
- het niet kalm of rustig zijn van het gemoed van iemand, het opgewonden zijn
- Hij had al een tijdje een vreemde, nog nooit eerder beleefde onrust in zijn hart gevoeld. [1]
Verwante begrippen
- [1] agitatie
Antoniemen
- [2] rust
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het verstoord zijn van de maatschappelijke of sociale orde, rust
Gangbaarheid
- Het woord onrust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onrust" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be