Naar inhoud springen

ondeugd

Uit WikiWoordenboek
  • on·deugd
enkelvoud meervoud
naamwoord ondeugd ondeugden
verkleinwoord ondeugdje ondeugdjes

deondeugdv/m [2] [3]

  1. slechte gewoonte of handeling
    • Een gat in de hand is een ondeugd waar velen mee worstelen. 
  2. (spottend) iemand - vaak een jonge persoon - die kattenkwaad uithaalt
    • Die ondeugd heeft het wachtwoord van m'n PC gewijzigd! 
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]