onderhands

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·hands
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onderhands onderhandser onderhandst
verbogen onderhandse onderhandsere onderhandste
partitief onderhands onderhandsers -

Bijvoeglijk naamwoord

onderhands [2]

  1. heimelijk
  2. niet in het openbaar of via bemiddeling
  3. (sport) met de hand laag
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen