name

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·me

Zelfstandig naamwoord

name

  1. datief mannelijk  van naam, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
name names

Zelfstandig naamwoord

name

  1. naam
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  name 
he/she/it  names 
verleden tijd  named 
voltooid
deelwoord
 named 
onvoltooid
deelwoord
 naming 
gebiedende wijs  name 

name

  1. noemen



Turks

enkelvoud meervoud
nominatief   name     nameler  
genitief   namenin     namelerin  
datief   nameye     namelere  
accusatief   nameyi     nameleri  
locatief   namede     namelerde  
ablatief   nameden     namelerden  

Zelfstandig naamwoord

name

  1. (verouderd) brief
Synoniemen