na-ijverig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na-ij·ve·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen na-ijverig na-ijveriger na-ijverigst
verbogen na-ijverige na-ijverigere na-ijverigste
partitief na-ijverigs na-ijverigers -

Bijvoeglijk naamwoord

na-ijverig

  1. iemand iets misgunnen (dat men zelf wil hebben)
    • Hij is nogal na-ijverig, vooral op zijn buurman. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid