musofobie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·so·fo·bie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord musofobie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de musofobiev

  1. (psychologie) (neologisme) ziekelijke angst voor muizen en ratten
    • Hij heeft niet alleen last van arachnofobie (angst voor spinnen), hij lijdt – onder heel veel meer – ook aan clinofobie (bang om naar bed te gaan), aichmofobie (bang voor messen), ablutofobie (bang om in bad te gaan) en chronomentrofobie (angst voor klokken), maar gelukkig weer niet aan musofobie (angst voor muizen). [1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen