multisport
Uiterlijk
- Geluid: multisport (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmʏltiˌspɔrt / (3 lettergrepen)
- mul·ti·sport
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | multisport | multisporten |
verkleinwoord | - | - |
- (sport) lichamelijke bezigheid met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn en die bestaat uit een reeks onderdelen uit verschillende takken van sport
- ▸ Verschillende sportbonden omarmen het concept multisport, zodat kinderen zich niet te vroeg bij een vereniging in één sport specialiseren, maar het sporten eerst gericht is op breed leren bewegen.[1]
- ▸ De sneeuwavonturier sluit naadloos aan bij de trend van ‘multisport’ in de sneeuw: 's ochtends skiën, 's middags downhill-biken en de volgende dag een free ride buiten de piste.[2]
- (sport) iets wat verschillende takken van sport omvat of bedient
- Samenstellingen met "multisport" in betekenis 2. "bestemd of geschikt voor verschillende takken van sport", zoals multisportaccommodatie, multisportevenement en multisportvereniging kunnen ook worden opgevat als afleiding met "multi-" van een samenstelling met "sport" als eerste deel (sportaccommodatie, sportevenement, sportvereniging).
- Het woord 'multisport' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Hugo van der Poel e.a.“Rapportage sport 2018”, Sociaal en Cultureel Planbureau / Mulier Instituut
Den Haag / Utrecht (december 2018), ISBN 9789037708936, p. 60
- ↑ Weblink bron Guus van Holland“Spektakel op de helling” (16 oktober 1997) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron EK Multisport in: Provinciale Zeeuwse Courant , jrg. 260 (3 augustus 2018), p. 31 kol. 2
- ↑ Weblink bron Henk Stouwdam“`TT-circuit van Assen is beslist niet topveilig'” (28 juni 2001) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel multi- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal