multisport

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mul·ti·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord multisport multisporten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de multisportv / m

  1. (sport) lichamelijke bezigheid met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn en die bestaat uit een reeks onderdelen uit verschillende takken van sport
     Verschillende sportbonden omarmen het concept multisport, zodat kinderen zich niet te vroeg bij een vereniging in één sport specialiseren, maar het sporten eerst gericht is op breed leren bewegen.[1]
     De sneeuwavonturier sluit naadloos aan bij de trend van ‘multisport’ in de sneeuw: 's ochtends skiën, 's middags downhill-biken en de volgende dag een free ride buiten de piste.[2]
  2. (sport) iets wat verschillende takken van sport omvat of bedient
     Liveverslag van de eerste editie van het EK multisport, het toernooi dat de Europese Kampioenschappen van zeven verschillende sporttakken verenigt.[3]
     Wat niet wegneemt dat Van den Goorbergh wel een voedingssupplement gebruikt. In zijn geval multisport, dat mineralen en vitaminen aanvult.[4]
Opmerkingen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron
    Hugo van der Poel e.a.
    “Rapportage sport 2018”, Sociaal en Cultureel Planbureau / Mulier Instituut

    Den Haag / Utrecht (december 2018), ISBN 9789037708936, p. 60

  2. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron
    Guus van Holland
    “Spektakel op de helling” (16 oktober 1997) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron EK Multisport in: Provinciale Zeeuwse Courant op Wikipedia, jrg. 260 (3 augustus 2018), p. 31 kol. 2
  4. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron
    Henk Stouwdam
    “`TT-circuit van Assen is beslist niet topveilig'” (28 juni 2001) op nrc.nl op Wikipedia