misdeel
Uiterlijk
- Geluid: mísdeel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɪzdel / (2 lettergrepen)
- Geluid: misdéél (hulp, bestand)
- IPA: / mɪzˈdel / (2 lettergrepen)
- mis·deel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | misdeel | misdelen |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
het misdeel o
- (religie) onderdeel van een mis
- ▸ En het kan toch geen toeval zijn dat Schubert ditzelfde klankbeeld gebruikt in het misdeel waarin vanouds in de liturgie, transcendent, engelen en aartsengelen aanwezig zijn om met de gelovigen samen te zingen?[1]
vervoeging van |
---|
misdelen |
misdéél
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misdelen
- Ik misdeel.
- gebiedende wijs van misdelen
- Misdeel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misdelen
- Misdeel je?
- Het woord misdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Marijke FergusonKlank in: Tirade., 370, jrg. 41 nr. 4 (september 1997), G.A. van Oorschot, Amsterdam, september 341
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Religie in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal