mevrouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aanspreektitel voor een vrouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1431 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mevrouw mevrouwen
verkleinwoord mevrouwtje mevrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

de mevrouwv

  1. formele manier om een vrouw aan te spreken
Schrijfwijzen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
mevrouwen

mevrouw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mevrouwen
    • Ik mevrouw. 
  2. gebiedende wijs van mevrouwen
    • Mevrouw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mevrouwen
    • Mevrouw je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen