mentaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • men·taal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de geest’ voor het eerst aangetroffen in 1620 [1]
  • afgeleid van het Latijnse mēns (geest, intellect) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mentaal mentaler mentaalst
verbogen mentale mentalere mentaalste
partitief mentaals mentalers -

Bijvoeglijk naamwoord

mentaal

  1. (medisch) verband houdend met de geest en het gevoel
     Ik vertelde over een artikel dat ik ooit had gelezen over mentale kracht waar ik veel aan had gehad de afgelopen zware dagen.[3]
  2. gevoelsmatig
     Mentaal was het nogal omschakelen van kilometers naar mijlen.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen