marva

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Marva


Nederlands

Een marva aan het werk in Den Helder.
Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·va
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marva marva's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de marvav

  1. (persoon) (militair) (historisch) lid van de Marine Vrouwenafdeling, de vrouwenafdeling van de Nederlandse Koninklijke Marine van 1944 tot 1982
     Uit mijn Rijams Schoolagenda herinnerde ik me een advertentie waarin de meisjes uit mijn klas werden opgeroepen om milva of marva te worden.[2]
Opmerkingen
  • Tot het eind van de 20e eeuw bestond er minder duidelijkheid over de schrijfwijze van afkortingen. De naam van de organisatie werd vaak geschreven als "MARVA" en de leden ervan aangeduid als "Marva".
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 2337 kol. 1
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 juni 2023 Weblink bron “Oude ambachten” (1 juli 2013) op nrc.nl op Wikipedia