manoeuvreren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·noeu·vre·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
manoeuvreren
manoeuvreerde
gemanoeuvreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

manoeuvreren [3]

  1. overgankelijk besturen, laten bewegen van voertuigen
  2. overgankelijk manipuleren van mensen
     Als ik geloof dat God mij kan redden, zou ik mezelf in een slachtofferrol manoeuvreren en dat is het laatste wat ik wil.[4]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. manoeuvreren op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be