manipuleren
Uiterlijk
- Geluid: manipuleren (hulp, bestand)
- ma·ni·pu·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hanteren’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse manipuler (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
manipuleren |
manipuleerde |
gemanipuleerd |
zwak -d | volledig |
manipuleren
- overgankelijk het met een bedrieglijke methode iets gedaan krijgen.
- Hij was de scores aan het manipuleren.
- iets op een slimme manier aanpassen of regelen.
- Het woord manipuleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "manipuleren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "manipuleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %