losrukken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·ruk·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losrukken
rukte los
losgerukt
zwak -t volledig

Werkwoord

losrukken

  1. overgankelijk met een ruk losmaken
    • Hij heeft het stuk touw van de muur losgerukt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be