Naar inhoud springen

losgeld

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 14 jun 2019 om 00:58 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord losgeld losgelden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

losgeld o

  1. geld betaald voor iemands vrijlating
    • De bandieten eisten een groot losgeld voor de gijzelaars die zij overweldigd hadden. 
  2. (figuurlijk) goederen die betaald moeten worden voor iemands vrijlating
    • Verder eisen wij een losgeld voor de Koning van 200 kwasten en 500 verfpotten, bijeen te brengen door de inwoners van Perspektivum. [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be