listig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lis·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | listig | listiger | listigst |
verbogen | listige | listigere | listigste |
partitief | listigs | listigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
listig
- in staat en bereid om iemand te misleiden
- Een listige danser bestal afgelopen nacht een 21-jarige Brusselaar in de Zeelstraat[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord listig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "listig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ listig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Het Nieuwsblad 2 jul 2012
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be