likstok
Uiterlijk
- lik·stok
- samenstelling van lik en stok [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | likstok | likstokken |
verkleinwoord | likstokje | likstokjes |
de likstok m
- houten spatel die in een kalkkalebas gestoken wordt en door iemand die betel kauwt gebruikt wordt om kalk van af te likken.
- snoepgoed op een stokje waaraan gelikt wordt.
- penis, lul.
- (leerbewerking) een spaan vervaardigd van zeer hard hout waarmee zolen effen gewreven worden zodat er geen hamerslag meer op te zien is.[2]
- Het woord likstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "likstok" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ likstok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ blz 779 Leerbewerking By P H Vos, H van Lieshout Published by Uitgeverij Van Gorcum, 1986 ISBN 9023220854, ISBN 9789023220855
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Leerbewerking in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 70 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %