ligstoel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ligstoel ligstoelen
verkleinwoord ligstoeltje ligstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

de ligstoelm

  1. een stoel waarin men gemakkelijk kan liggen
    • Ik heb een paar ligstoelen gehuurd voor een dagje aan het strand. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be