Naar inhoud springen

leef

Uit WikiWoordenboek
  • leef
vervoeging van
leven

leef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leven
    • Ik leef. 
  2. gebiedende wijs van leven
    • Leef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leven
    • Leef je? 
     Boven alles deed het me beseffen hoe veel geluk ik heb dat ik in een vrij land leef, waar mijn dochters kunnen doen wat ze willen en ongestoord naar school kunnen gaan.[1]
     Toch bleef hij optimistisch: alles was oplosbaar met vertrouwen. "Als je elkaar echt vertrouwt, dan leef je niet in een maatschappij, maar in een samenleving. Dan doe je het samen. Als we dat nou weer meer gaan doen..."[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2025 Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Het vertrouwen van Jan Terlouw was zijn kracht en zijn zwakte” (16 mei 2025), NOS
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
leef
geleef
gelewe
volledig

leef

  1. leven