Naar inhoud springen

lage

Uit WikiWoordenboek
  • la·ge

lage

  1. verbogen vorm van de stellende trap van laag
     Ik was altijd gewend in de bergen hoge, leren bergschoenen te dragen maar ditmaal had ik gekozen voor lage trailrunner schoenen die erg licht waren en snel droogden.[1]
95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • la·ge
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord lag.
vervoeging
onbepaalde wijs lage lage
tegenwoordige tijd lager lager
verleden tijd laget
laga
lagde
voltooid
deelwoord
laget
laga
lagd
onvoltooid
deelwoord
lagende lagende
lijdende vorm lages lages
gebiedende wijs lag lag
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 3 zwak
opmerking optioneel optioneel

lage

  1. overgankelijk maken, bereiden
    «Du trenger 3 skåler for å lage denne kaken.»
    Je hebt 3 schotels nodig om deze taart te maken.
  • lage seg
  • lage selv
  • lage til
  • lage en scene
een scène maken
  • lage mål
een goal maken / een doel maken / een doelpunt maken / een doelpunt scoren
  • lage et kunstverk / en kake
een kunstwerk / een taart maken

lage

  1. verouderde spelling of vorm van lagje tot 2005
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk en onzijdig


  • la·ge
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord lag.
vervoeging
onbepaalde wijs lage
laga
tegenwoordige tijd lagar
verleden tijd laga
voltooid
deelwoord
laga
onvoltooid
deelwoord
lagande
lijdende vorm lagast
gebiedende wijs lag
laga
lage
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

lage

  1. overgankelijk maken, bereiden
    «Vi har laga eit møterom med alle audiovisuelle facilitetar.»
    We hebben een vergaderruimte met alle audiovisuele faciliteiten gevormd.
  • lage seg
  • lage selv
  • lage til
  • lage mål
een goal maken / een doel maken / een doelpunt maken / een doelpunt scoren
  • lage eit kunstverk / ein kake
een kunstwerk / een taart maken