laf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- laf
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vreesachtig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | laf | laffer | lafst |
verbogen | laffe | laffere | lafste |
partitief | lafs | laffers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
laf
- een gebrek aan moed tonend
- Wat een verschrikkelijk laffe daad was dat!
- onaangenaam smakeloos, flauw
- Er zit een laf smaakje aan.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een gebrek aan moed tonend
2. onaangenaam smakeloos
Gangbaarheid
- Het woord laf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "laf" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |