kwakkel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kwak·kel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘hoendervogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwakkel | kwakkels |
verkleinwoord | kwakkeltje | kwakkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (vogels) (verouderd) Coturnix coturnix
kwartel
- Toen stak er een wind op, door de HEERE gezonden; die voerde kwakkels aan van de zee en strooide ze uit over de legerplaats[2].
- journalistieke misser, -vaak opzettelijk- onjuist bericht
- Geloof die kwakkel toch niet!
Synoniemen
- [2] canard
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kwakkelen |
kwakkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakkelen
- Ik kwakkel.
- gebiedende wijs van kwakkelen
- Kwakkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakkelen
- Kwakkel je?
Gangbaarheid
- Het woord kwakkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kwakkel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %