knuppelgardist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knup·pel·gar·dist
Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van  knuppel zn  en  gardist zn , leenvertaling van Duits Knüppelgardist, in de betekenis "lid van een knokploeg" aangetroffen vanaf 1911 (zie vindplaats hieronder)

enkelvoud meervoud
naamwoord knuppelgardist knuppelgardisten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de knuppelgardistm

  1. (persoon) (politiek) (pejoratief) iemand die een bepaalde opvatting of leider steunt met (de dreiging van) georganiseerd lichamelijk geweld in groepsverband tegen andersdenkenden
     Knuppelgardist”. Tijdens de opstootjes in de wijk Wedding te Berlijn heeft de „Vorwärts" beweerd, dat nu en dan agenten in burgerkleeren onbarmhartig op onschuldige voorbijgangers lossloegen. De „Vorwärts" is deswege vervolgd en gisteren overeenkomstig den eisch van het O.M. tot 200 Mark boete veroordeeld, ook wegens het gebruiken van de aanduiding „knuppelgardisten.”[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2024 Weblink bron Buitenlandsche berichten. in: De Avondpost, jrg. 27 nr. 7932 (29 maart 1911), De Avondpost, 's-Gravenhage, p. 1 kol. 3