knot
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bosje haar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knot | knotten |
verkleinwoord | knotje | knotjes |
Zelfstandig naamwoord
- rond zichzelf opgewonden draad of bundel draden, vezels of haar
- Mijn oma droeg haar prachtige haar, dat langer was dan zijzelf, altijd op een knot.
- (vogels) kanoetstrandloper
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knotten |
knot
Gangbaarheid
- Het woord knot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "knot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
knot | knots |
Zelfstandig naamwoord
knot
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Vogels in het Engels