kloot
- kloot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kloot | kloten |
verkleinwoord | klootje | klootjes |
- kluit, klomp, klont bijv. aardkloot
- bal, kogel (-> klootschieten)
- (vulgair) vervelende kerel
- (vulgair) zaadbal, teelbal, testikel
- aardkloot, apenkloot, bromkloot, droogkloot, dufkloot, dwazekloot, jammerkloot, schijfkloot, wakerkloot, wantkloot, windwijzerkloot, zemelkloot
- kloothannesen, kloothommel, klootjavaan, klootoog, klootschieten, klootschieter, klootschieting, klootspiraal, klootwijk, klootzak, klotenbijter, klotentrekker
vervoeging van |
---|
kloten |
kloot
- Het woord kloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kloot" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kloot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kloot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be