kloot

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kloot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘teelbal’ voor het eerst aangetroffen in 1550 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kloot kloten
verkleinwoord klootje klootjes

Zelfstandig naamwoord

kloot m [3] [4]

  1. kluit, klomp, klont bijv. aardkloot
  2. bal, kogel (-> klootschieten)
  3. (vulgair) vervelende kerel
  4. (vulgair) zaadbal, teelbal, testikel
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kloten

kloot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van kloten
  2. gebiedende wijs van kloten

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen