kankeren
Nederlands
Uitspraak
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
kankeren | kankerend |
gekanker | gekankerd |
Woordafbreking
- kan·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van kanker zn met het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘zich morrend beklagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1904 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kankeren |
kankerde |
gekankerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kankeren
- inergatief ~ op uit protest schelden
- Op die maatregel is nog jaren flink gekankerd.
Uitdrukkingen en gezegden
- op iets kankeren
Afgeleide begrippen
Vertalingen
op iets kankeren
|
Gangbaarheid
- Het woord kankeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kankeren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %