Naar inhoud springen

just

Uit WikiWoordenboek
Naar frequentie 3063 (bijvoewglijk naamwoord)


stellend vergrotend overtreffend
just juster
more just
justest
most just

just

  1. rechtvaardig
  2. gerechtvaardigd
  3. verdiend
Naar frequentie 77 (bijwoord)

just

  1. terecht
  2. net, zo-even, zonet
    «He just went home.»
    Hij is zo-even naar huis gegaan.
  3. alleen maar
  4. zomaar
    «He just walked in and sat down, as if he lived here.»
    Hij liep zomaar naar binnen en ging zitten, alsof hij hier woonde.
  5. gewoon
  • just about
  • just now
op dit moment, net
  • just then
op dat ogenblik, op dat moment