jokkebrok

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  jokkebrok    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• jok·ke·brok

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘kind dat veel jokt’ voor het eerst aangetroffen in 1872
• samenstelling van  jok ww  en  brok  met het invoegsel -e- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	jokkebrok	jokkebrokken
verkleinwoord	jokkebrokje	jokkebrokjes

Zelfstandig naamwoord

jokkebrok v/m

1. (kindertaal) een kind dat liegt (jokt)
2. een volwassen persoon die op een kinderachtige en doorzichtige manier liegt

   • Toch werd de gaswinning in 2013 niet verlaagd, maar verhoogd, naar 53,9 miljard kuub. In dat jaar waren er 133 aardbevingen. Ter vergelijking: in 2008 werd er 41,2 miljard kuub gewonnen. In 2007 28,9. Dus als minister-president Rutte zegt dat de gaswinning ‘bijna gehalveerd’ is, dan weten de Groningers heus dat de 27,6 miljard kuub in 2016 niet echt de helft is van wat er vroeger gewonnen werd. Dus als je dan zegt ‘netjes’, dan zit je een beetje te jokkebrokken. 
   • In het Mauritshuis, hoor ik, kwam het enige kritische geluid van Henk Krol, de onverstoorbare jokkebrok van 50Plus. „Als je ziet hoeveel mensen boven de 45 jaar zonder werk zitten en hoeveel ouderen worden gekort”, zei hij, „zou ik het geld toch echt anders willen besteden.” Met zulke vijanden heeft Rembrandt geen vrienden meer nodig.  

Synoniemen

• leugenaar, jokkebel, leugenbeest, liegbeest, verklapper, verrader, leugenbrok, jokker

Vertalingen

    1. (kindertaal) een kind dat liegt (jokt)   

Engels: liar (en)

Gangbaarheid

• Het woord jokkebrok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "jokkebrok" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
66 %	van de Vlamingen.