islender
Uiterlijk
- is·len·der
- Afgeleid van de geografische eigennaam Island met het achtervoegsel -er en met een klankverschuiving van 'a' na 'e'.
islender m
- (kleding) een IJslandse trui.
- «Selv kan jeg ikke bruke en islender rett på huden fordi den klør.»
- Zelf kan ik een IJslandse trui niet rechtstreeks op mijn huid dragen omdat hij kriebelt.
- «Selv kan jeg ikke bruke en islender rett på huden fordi den klør.»
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | islender | islenderen | islendere | islenderne |
genitief | islenders | islenderens | islenderes | islendernes |