informant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·for·mant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord informant informanten
verkleinwoord informantje informantjes

Zelfstandig naamwoord

de informantm

  1. iemand die informeert (= inlichtingen verstrekt) (aan de autoriteiten over het gebeuren in de onderwereld of het verzet)
    • Ze kwamen erachter dat hij een informant geworden was 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen