illumineren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: illumineren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- il·lu·mi·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verlichten, versieren’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse illuminer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
illumineren |
illumineerde |
geïllumineerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
illumineren overgankelijk [3]
- feestelijk verlichten
- met ornamenten versieren, illustreren
- met doorschijnende kleuren opwerken
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. verlichten
Gangbaarheid
- Het woord illumineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "illumineren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ illumineren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal