huisarrest
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: huisarrest (hulp, bestand)
Woordafbreking
- huis·ar·rest
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis en arrest
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisarrest | huisarresten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het huisarrest o
- (juridisch) een strafbepaling waarbij iemand verboden wordt het eigen huis te verlaten of er onbeperkt mensen te ontvangen
- Hij kreeg huisarrest opgelegd.
Vertalingen
1. strafbepaling
Gangbaarheid
- Het woord huisarrest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huisarrest" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be