hoort thuis

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  hoort thuis    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈhort ˈtœys / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• hoort thuis

Woordherkomst en -opbouw

• uit hoort (werkwoord) en thuis (bijwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

vervoeging van
thuishoren

hoort (…) thuis

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren
   

   • Jij hoort thuis. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren
   

   • Hij hoort thuis. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van thuishoren
   

   • Hoort thuis! 

Gangbaarheid

• Het woord hoort thuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.