hemdsmouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

overhemd met twee korte hemdsmouwen
Uitspraak
Woordafbreking
  • hemds·mouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hemdsmouw hemdsmouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hemdsmouwv / m

  1. (kleding) dat deel van een hemd dat de arm geheel of gedeeltelijk bedekt
    • ` Markies Caloyanni,' zei ik. 'Hij heeft twee schoten gelost. Een op mij.' Ik draaide hem mijn verbonden arm toe, waar de opengesneden hemdsmouw langs schuurde. 'Het andere op Sara.'[3] 
    • Enkele bataljons soldaten, ondanks de kou in hemdsmouwen, krioelden als witte mieren op deze verdedigingswerken; over een wal heen werden door onzichtbare personen voortdurend scheppen rode leem geworpen.[4]  
Uitdrukkingen en gezegden
  • Alle dagen een draadje is een hemdsmouw in het jaar
ook met langzaam maar gestadig werken kan men veel bereiken
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. hemdsmouw op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Heijden, A.F.Th. van der
    De ochtendgave 2015 ISBN 978-90-234-5776-3 pagina 242
  4. Tolstoj, L.N.
    Oorlog en Vrede Deel 1 Vertaald uit het Russisch door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes 2006 ISBN 9028240462 pagina 223
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be