Naar inhoud springen

høste

Uit WikiWoordenboek
Versie door Cadfaell (overleg | bijdragen) op 1 nov 2018 om 12:45 (update)
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: hoste
  • høs·te
  • Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord hausta, dat van høst komt
  • Verwant met:
Naar frequentie 12771
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
høste
høster
høstede
høstet
volledig

høste

  1. oogsten
    «På de polske marker bliver der høstet med rimeligt moderne maskiner.»
    Op de Poolse velden worden geoogst met redelijke moderne machines.
  2. (figuurlijk) bereiken, krijgen, ontvangen, verkrijgen (een positief gevolg)
    «Især i Congo høstede han megen ros for sin indsats under urolighederne omkring 1960.»
    Vooral in de Kongo ontving hij veel lof voor zijn inspanningen tijdens de onlusten rond 1960.
  3. (figuurlijk) bekomen, ondervinden (een negatief gevolg)
  • [2]: høste anerkendelse, bifald, erfaringer, fordele, priser, respekt, ros, succes, en titel
  • [2]: høste en pris
een prijs verkrijgen
  • [2]: høste erfaringer
ervaringen opdoen
  • [2]: høste fordele
voordelen verkrijgen
  • [2]: høste frugten af noget
    høste frugterne af noget
de voordelen oogsten van een (goed) gedaan, misschien lastig werk
  • [2]: høste respekt
respect krijgen
  • [1]: Den der sår vind, høster storm.
Die wind zaait, zal storm oogsten.


  • høs·te
  • Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord hausta, dat van høst komt
  • Verwant met:
Naar frequentie 12297
vervoeging
onbepaalde wijs høste
tegenwoordige tijd høster
verleden tijd høstet
høsta
voltooid
deelwoord
høstet
høsta
onvoltooid
deelwoord
høstende
lijdende vorm høstes
gebiedende wijs høst
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

høste

  1. overgankelijk oogsten
  2. overgankelijk, (figuurlijk) bereiken, krijgen, ontvangen, verkrijgen (een positief gevolg)
  • [1]: høste epler, plommer
  • [2]: høste anerkjennelse, bifall
  • [1]: Det høstes.
De herfst is in aantocht.
  • [1]: høste juletreet
de versiering van de kerstboom halen
  • [2]: høste frukten/fruktene av et arbeid
de vruchten van zijn werk plukken