plukke

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  plukke    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pluk·ke

Werkwoord

vervoeging van
plukken

plukke

1. aanvoegende wijs van plukken

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈplukə/

Woordafbreking

• pluk·ke

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord plokka, dat uit het Nederduits komt.

Naar frequentie	3806

vervoeging
onbepaalde wijs	plukke
tegenwoordige tijd	plukker
verleden tijd	plukket plukka
voltooid deelwoord	plukket plukka
onvoltooid deelwoord	plukkende
lijdende vorm	plukkes
gebiedende wijs	plukk
vervoegingsklasse	Klasse 1 zwak
opmerking

Werkwoord

plukke

1. overgankelijk plukken, afplukken

   «Vi plukket kantareller i skogen.»

   Wij plukten paddenstoelen in het bos.

2. overgankelijk plukken (ontdoen van veren van een vogel)
3. overgankelijk plukken (van punten)
4. overgankelijk friemelen, peuteren

Synoniemen

• [1]: høste
• [1]: samle
• [1]: sanke
• [2]: ribbe
• [4]: fikle
• [4]: fingre
• [4]: klå
• [4]: pille

Afgeleide begrippen

• [1]: håndplukke
• [1]: plukke opp
• [1]: plukke ut
• [1]: plukkfisk
• [1]: plukksalat

Uitdrukkingen en gezegden

• [1]: plukke noe av en

iemand iets afleren (afwennen, ontwennen)

• [2]: ha en høne å plukke med en

met iemand een appeltje te schillen hebben

Typische woordcombinaties

• [1]: plukke blomster
• [1]: plukke bær og sopp
• [1]: plukke jordbær
• [1]: plukke rips i hagen
• [1]: plukke skjell i fjæra
• [2]: plukke ei høne
• [3]: plukke poeng

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈplukə/

Woordafbreking

• pluk·ke

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord plokka, dat uit het Nederduits komt.

vervoeging
onbepaalde wijs	plukke plukka
tegenwoordige tijd	plukkar
verleden tijd	plukka
voltooid deelwoord	plukka
onvoltooid deelwoord	plukkande
lijdende vorm	plukkast
gebiedende wijs	plukk plukka plukke
vervoegingsklasse	Klasse 1 zwak
opmerking

Werkwoord

plukke

1. overgankelijk plukken, afplukken
2. overgankelijk plukken (ontdoen van veren van een vogel)
3. overgankelijk friemelen, peuteren

Synoniemen

• [1]: hauste
• [1]: samle
• [1]: sanke
• [2]: ribbe
• [3]: fikle
• [3]: fingre
• [3]: klå
• [3]: pele

Afgeleide begrippen

• håndplukke
• [1]: plukke opp
• [1]: plukke ut
• plukkfisk
• plukksalat

Uitdrukkingen en gezegden

• [1]: Eg skal plukke det av deg.

Ik zal je dat afleren.

• [2]: ha ei høne å plukke med ein

met iemand een appeltje te schillen hebben

Typische woordcombinaties

• [1]: plukke blomar
• [1]: plukke bær og sopp
• [1]: plukke jordbær
• [1]: plukke rips i hagen
• [1]: plukke skjel i fjøra
• [2]: plukke ei høne