grutter

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  grutter    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• grut·ter

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van grutten met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	grutter	grutters
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

grutter m

1. (beroep) kruidenier
2. zeer bekrompen, kleinzielig persoon

Afgeleide begrippen

• grootgrutter

Afgeleide begrippen

• grutterskar, grutterskost, gruttersmolen, grutterswaar, grutterswagen, grutterswaren, grutterswinkel

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord grutter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grutter" herkend door:

84 %	van de Nederlanders;
27 %	van de Vlamingen.

Fries

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordherkomst en -opbouw

• de onverbogen vorm van de vergrotende trap van grut: "groot"

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	grut	grutter	grutst
verbogen	grutte	gruttere	grutste

Bijvoeglijk naamwoord

grutter

1. groter