geteisem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·tei·sem
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘uitvaagsel’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
- Van het Jiddische chatteisem (schooier) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geteisem | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord geteisem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "geteisem" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "geteisem" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geteisem op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Betekenis alleen in enkelvoud in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 75 %
- Prevalentie Vlaanderen 41 %