genieting
Uiterlijk
- ge·nie·ting
- Naamwoord van handeling van genieten met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genieting | genietingen |
verkleinwoord | genietinkje | genietinkjes |
de genieting v
- het plezier of genot dat men aan iets beleeft; de aangename gewaarwording
- Maar mijn pogingen om de schoonheid van het geobserveerde met hem te delen werkten meer en meer averechts. Bij elk ding, ieder verschijnsel waarvan ik zeker meende te weten dat het zijn blik welgevallig zou zijn geweest, ging er een evenredig deel van mijn genieting af. [2]
- Het woord genieting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genieting" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Heijden, A.F.TH. van der"Tonio" 2011 ISBN 9789023459545 pagina 21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be